Niet één maand is zo meelijwekkend als februari. Denkt u even mee. November heeft Sint-Maarten, Black Friday en Nationale Boomfeestdag. December heeft pepernoten, kerstfeest en vuurwerk. Januari heeft nog meer vuurwerk (als u Chinees Nieuwjaar viert), nog meer kerstfeest (als u een oosters-orthodoxe gelovige bent) en nog meer pepernoten (als u pertinent nog niet aan de paaseitjes wilt).
Maar februari? Ach…
Sinds mensenheugenis wordt er op de laatste wintermaand beknibbeld. Julius Caesar snoepte er 2000 jaar geleden met zijn kalenderhervorming al een paar dagen af. Daarvóór moest de complete laatste week van februari zelfs om de twee jaar het veld ruimen voor een extra schrikkelmaand: Mercedonius of Intercalaris, een dertiende maand die werd toegevoegd om de oude Romeinse jaartelling van 355 dagen weer met het zonnejaar gelijk te trekken. En toen Zweden in 1753 eindelijk de overstap naar de moderne juliaanse kalender maakte, telde de maand hier voor één keer slechts zeventien luttele dagen.
Februari – och…
Zijn naam betekent ”reiniging” of ”loutering”, maar in het Oudengels wordt hij ook wel Solmonath genoemd: de moddermaand. De dagen zijn grauw. De winter is voorbij en het voorjaar nog ver weg. Goede voornemens zijn al weken gestrand op de klippen van de realiteit, maar nog niet weggespoeld in de warme golfstroom van de lenteroes. Kaal valt het zonlicht over de naakte akkers, het bruine gras, de stakerige, bladloze bomen. Het is een tijd van afwachten en duimendraaien, van niet zien en er toch aan moeten geloven. Het is de tussentijd.
En toch…
We gebruiken de term vaak zonder nadenken. ”In de tussentijd” drinken we koffie, werken de mail af, dweilen een vloertje, eten een taartje. Het is de tijd die we tussen neus en lippen door zoekbrengen; de momenten waarmee we ons wachten opvullen, als het kapok in ons kussen of glaswol in de spouwmuur. Wat in de tussentijd gebeurt, is van ondergeschikt belang. Het zijn de uren die we voor onszelf schrikkelen: we stappen er met een grote sprong overheen, op weg naar de dingen die er écht toe doen.
Maar tussentijd is ook de tijd die je in de schoot wordt geworpen als je trein stilstaat of je wifi uitvalt, de minuten die je onverwacht worden toegeschoven omdat je even niet kunt doen wat je dacht te doen. Ze stonden niet in je agenda, maar voilà, daar zijn ze – niet gezocht en toch gevonden; geen verloren, maar gewonnen tijd.
Het is de tijd die verstrijkt in de witregels tussen twee hoofdstukken, de blanco pagina waar we gedachteloos overheen huppen en daarbij vergeten hoeveel eeuwen, mijlen, levens en dromen we met één stap hebben overbrugd. Wie de term op een willekeurige nieuwssite als zoekwoord invult, stuit op een stroom aan artikelen waarin tussen twee komma’s de wereld veranderde: homeruns werden geslagen, huizen gebouwd, vaccins goedgekeurd, voedsel gezonden, ziektes overwonnen en zeges behaald.
Het is verborgen tijd, verstopt onder een laag harde aarde. De tijd van kiemen en uitlopen, van spruiten en wortelen, van ondergronds leven en bovengronds uitzien. Tijd die voor het oog stil lijkt te staan, maar onder onze voeten doorgroeit. Rijpingstijd.
Februari is een sippe maand. Soms zouden we hem het liefst helemaal overslaan: in één stap van appelbeignets naar amandelbloesem. Maar juist in opmaat en overgang worden we soms onverwacht door het volle leven verrast. Een wiegende zee van goudgele narcissen. De volle pracht van een tulpenveld. Een maartse bui, een uur van aprilzon, een suffende meikever in een schep met wintergrond.
Wacht niet met leven tot de modder is verdwenen. Fixeer je blik niet op de stippen aan de horizon. Sta stil, kijk om je heen. Er kan een hoop gebeuren in de tussentijd.
Deze tekst is eerder verschenen in het RDMagazine van 17 februari 2024
Comments