
Voor een land dat vorig jaar nog werd uitgeroepen tot ”meest gastvrije bestemming” op de Wereldreismarkt is het verrassend moeilijk om als backpacker Marokko in te komen. Op het vliegveld van Marrakesh staren stramme militairen in stijfgestreken tenues strak over hun schermen. Naam? Beroep? Verblijfplaats voor de komende acht dagen? „We reizen rond”, verklaren we gedwee. „Waarheen – dat weten we nog niet.”
Dat hebben de heren van de marechaussee in 75 jaar onafhankelijkheid blijkbaar nog nooit meegemaakt. De autoverhuurder moet eraan te pas komen om ze ervan te overtuigen dat we geen gouddelvers, grafrovers of geldsmokkelaars zijn. Schoorvoetend worden we doorgelaten. Wonderlijke westerlingen, zegt hun veelbetekenende blik. Een warm welkom is het halve werk. Wie al bij aanvang op een dichte deur stuit, wordt niet licht verleid om nog eens terug te komen. Gelukkig blijkt het buiten het vliegveld met de vreemdelingenangst nogal mee te vallen. Suikerthee wordt je al bij het eerste salam voorgeschoteld. Soekverkopers wenken je hun winkel binnen. „Hey sister! You hungry? Want dinner? Need a guide?”

De mensheid is een markt met duizend deuren. Bij sommige panden staan de poorten wijd open. Luide stemmen dragen erdoor naar buiten; gelach schalt op achter de drempel. Je kunt hier vrij naar binnen lopen. Sterker nog – je wordt hier zó over de dorpel getrokken.
Er zijn echter ook deuren die een groot gedeelte van de dag zijn afgesloten. Als je je oor tegen het sleutelgat legt, hoor je het leven erachter ruisen, maar je kunt niet zomaar je hoofd om de hoek steken om te zien waar ze daarbinnen zo’n lol om hebben. Wie hier naar binnen wil, zal moeten kloppen; misschien zelfs een paar keer. Waarom is de ene mens zo veel gemakkelijker te peilen dan de andere? Waarom draagt de een zijn binnenkamer op zijn tong, terwijl de ander de luiken angstvallig neergelaten houdt? Boeken vol zijn er geschreven over het verschil tussen introverten, die het voortdurend in verbinding met de buitenwereld staan vooral vermoeiend vinden, en extraverten, die niets liever doen.
Toch is het een vergissing dat de in zichzelf gekeerde mens nooit op gezelschap zit te wachten. Soms is het net zo frustrerend om achter een barricade te zitten als ervoor te staan. Terwijl van de straat het voortdurend geluid van voorbijgaande voetstappen klinkt, drukt de introvert vertwijfeld zijn neus tegen de blinden. Waarom komt er maar niemand binnen? Is het hier soms niet gezellig genoeg?

Het is gemakkelijk te denken dat je achter een gesloten deur niet welkom bent – maar niets is minder waar. Veel mensen veranderen in gulle gastgevers zodra er iemand aan de klingel rammelt. In zijn eigen domein blijkt zelfs de rustzoeker een rederijker. Voor de genodigde vraagt dat soms echter wel wat doorzettingsvermogen. Een vingertik in het voorbijgaan is niet altijd genoeg om Sesams spelonk te openen. Dat de toegang niet direct vol enthousiasme openzwaait, is vaak geen onwil, maar voorzichtigheid. De inzaat die al uren met de koffie zit te wachten, wil wél graag zeker weten dat je geen belletjeleller bent.
Wie zich door een dichte deur niet af laat schrikken, ontdekt daarachter vaak de mooiste dingen. Na ons douaneavontuur dwaalden we dagenlang naar hartenlust door de Maghreb: verrijkten ons met dozen thee en djellaba’s, sprokkelden boetes, brandhout en griepbacillen. Eenmaal terug in Nederland bleek echter een van de backpacks niet mee teruggekeerd. De afdeling voor verloren bagage was gesloten; een bescheiden tikje had aanvankelijk geen effect. Pas na een flinke roffel schoof het rolluik open. Soms moet je simpelweg een keertje extra kloppen – je zult eens zien of er geen deuren opengaan.

Deze tekst is eerder verschenen in het RDMagazine van 1 maart 2025
Commentaires