top of page
Foto van schrijversarahvdmaas

Baedeker




Elk mens heeft zijn tweespalt. De mijne ligt op het gebied van ruimtelijke ordening, en in het bijzonder die van de tien vierkante meter in huize Van der Maas die ik ‘mijn kamer’ mag noemen. Het zit zo. Al jaren zwaai ik op zomerse zaterdagen de stofdoek in Zeeuwse vakantiehuizen, en het doet me nog altijd deugd om een gasfornuis te laten glimmen. Als het echter aankomt op het zuiveren van mijn eigen leefgebied, poets ik doorgaans liever de plaat. Een schoonmaakschisma, zogezegd, waarbij ik mezelf al ragebollend in rondjes achterna hol. Eén van de verklaringen hiervoor ligt mogelijk in het volgende feit. Wanneer ik een lamp afstof in een huis dat niet van mij is, mag ik mezelf met de naam van interieurverzorgster kronen en in die hoedanigheid loon naar werken ontvangen. Wanneer ik een lamp afstof in de kamer die ik ken en liefheb, ben ik, zoals onze overheid dat zo bloemrijk beschrijft, ‘zonder beroep’. De term roept onwillekeurig beelden op uit een tijd waarin het merendeel van de Nederlandse vrouwen trouwde en stierf met deze vermelding achter hun naam. Sinds een kleine eeuw is het een twistappel op de loonschaal geworden. Nu heeft het woord ‘beroep’ van oorsprong niets uitstaan met het feit dat je voor je arbeid betaald krijgt, en eigenlijk is het nog altijd een rafelig begrip. Een winkelier die tijdens een lockdown zijn zaak moet sluiten, is die plotsklaps ‘zonder beroep?’ Een dominee zonder beroep, is die ook werkeloos?


Desondanks is de handelingsbekwaamheid van het zwakke geslacht door deze discussie tot grote hoogten gestegen. Wie als moderne man zijn vrouw niet buiten de deur laat werken, loopt het risico zelf buiten de deur gewerkt te worden. Maar een zwaktebod van het feminisme is, mijns inziens, dat het probleem vaak wordt verschoven. Waar zowel Dolle Mina’s als het patriarchaat geen rekening mee lijken te houden, is dat ‘zonder beroep’ al sinds mensenheugenis niet hetzelfde betekent als ‘zonder werk’. Door wassen en stofzuigen als minderwaardige bezigheden weg te zetten, krijgen miljoenen noeste huisarbeidsters als het ware een trap na. Maar ook wie tegen werkende vrouwen is, snijdt zichzelf vroeg of laat in de vingers. Want wie stijft de witte boorden? Wie zeemt al jaren het glazen plafond? Het probleem zit niet zozeer in het werk, maar in de waardering voor het werk. Want dat het geen peulenschil is om een leefruimte netjes te houden, heb ik inmiddels wel ontdekt.



Laatst nam ik de ‘Baedeker voor de huisvrouw’ uit de vijftiger jaren er nog eens bij. Ik ben een dankbaar afnemer van handboeken uit de tijd dat 'email' nog gewoon het glazuur om het petroleumstel was en je voor je verloving een borstelset vroeg voor kachels, koffiepotten en de eiken vloer (‘pas op voor uw kousen!’). En ik sta niet alleen. Dubieus genoeg barst het internet tegenwoordig van de vintagevloggers die de in de ring gegooide stofdoek opnieuw opnemen en met behulp van schuiers en spiritus de boel doen. Onder het denkbeeldige motto ‘make huishouden hip again’ wordt er kwistig gestrooid met baking soda en grootmoeders vlekkentips. Woord en beeld vinden wereldwijd gretig aftrek. Omdat het nu eenmaal heerlijk is om naar werkende mensen te kijken – en omdat de eenentwintigste-eeuwse peuter nog altijd niet verleerd is om spinazie tegen het behang te kwakken. De tijd dat het enige recht van de vrouw een gootsteen en een waterkraan bevatte, is gelukkig wél voorbij. Elk meisje mag zich in Nederland vrij voelen haar droomberoep na te jagen, of dat nu kleuterjuf, bankdirectrice of vrachtwagenchauffeur is. Wat mij betreft mag een vrouw dan ook best een cv hebben om trots op te zijn. Mits ze niet vergeet er ook regelmatig onder te stofzuigen, natuurlijk.



Deze tekst is eerder verschenen in het RDMagazine van 9 januari 2021.

73 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Influenza

Øllebrød

Hemelrijk

Commentaires


bottom of page