top of page
  • Foto van schrijversarahvdmaas

Ork



In ieder mens leeft een neanderthaler. Vijftig jaar geleden gold dit statement als een machteloze verklaring voor barbaarse slachtpartijen en het feit dat er nog altijd lieden waren die zich tegen de komst van de televisie verzetten. Tegenwoordig is het niet alleen een wetenschappelijk feit (we schijnen zo’n 3 tot 5 procent van ons DNA met onze holenminnende voorvaders te delen) maar zelfs een aanbeveling.

De oermens is bezig aan een comeback. Onderzoek na onderzoek onthult dat hij niet de rechtop lopende, ”gnoef” en ”ork” grommende halfaap was zoals we hem eeuwenlang afschilderden, maar een man die aspirine slikte, sieraden droeg en aanmaakblokjes gebruikte. Een aantal jaar terug ontdekte men bovendien dat de neanderthaler een kunstenaar was. Spaanse grottekeningen, waarvan sommige waren aangebracht op de plafonds van zeer nauwe doorgangen, wezen uit dat deze ‘primitieve menssoort’ niet alleen met knotsen en knuppels, maar ook met verf uit de voeten kon. De holbewoner bleek geciviliseerd – niet omdat hij rechtop liep, maar omdat hij de moeite genomen had op zijn rug te gaan liggen.



Kunst wordt vanouds als een teken van beschaving beschouwd. Over het algemeen geldt hiervoor: hoe ingewikkelder, hoe ontwikkelder. Neem bijvoorbeeld de lepel. Wat ooit begon als een uitgeslepen dierenbot of een hol stuk hout groeide uit tot een meticuleus versierde, verzilverde en gegraveerde verzameling aan saus-, soep- en serveerlepels. Oude etiquetteboeken wijdden de moderne huisvrouw met zorg in in het juiste gebruik van eier- en amuselepel. De man die thee roerde met een koffielepel viel als culinair barbaar door de mand.

Wie echter vandaag de dag bij een dinertje aanschuift, hoeft zich zelden meer in de bestekhiërarchie te verslikken. Ork, ork, ork? Soep eet je met een spork. Net als salade trouwens, en sojanoedels, en slagroomtaart. Vlot en eenvoudig is het devies. Dijde de wereld om ons heen eeuwenlang uit in kerkspitsen en torenspiralen, muntsoorten en manchetknopen, art deco en peperkoekstijl, nu lijkt alom de simplificatie toe te slaan. Theelepels werden vervangen door roerstaafjes. Geblazen glaswerk maakte plaats voor kartonnen bekertjes. Gestucte siergevels ruimden het veld voor functioneel beton. De neanderthaler wrijft zijn handen. Dit is een wereld die hij weer begrijpt.



Eenvoud en efficiëntie kunnen een verademing zijn in een tijd waarin we door prikkels overspoeld worden. Maar soms lijken we te vergeten dat we ook schoonheid nodig hebben om te blijven functioneren. Schoonheid is de kunst van het beroeren. Het wekt in ons een verlangen om in beweging te komen, om aan te raken of vast te houden. Niet voor niets voelen we de drang om klaprozen te plukken, te dansen op een wals, onze hand langs de plooien van een tulen jurk te laten gaan. Waar schoonheid in ons gemoed een vonk ontsteekt, laat lelijkheid ons koud. Het adagio uit Elgars ”Enigmavariaties” blijft mij raken. De enige keer dat een plastic roerstaafje me tot tranen toe bewoog, was toen ik ’m bij het drinken vergat uit mijn thee te halen.

Hoe schoonheid eruitziet verschilt van mens tot mens. De een laaft zich aan Bachs ingenieuze coloraturen of de bonte pracht van een Hollandse meester, de ander leeft op bij het minimalisme van Mondriaan en de eenzame pianoklanken van Pärt. Maar als de esthetiek aan het gemak ten onder gaat, is er iets mis. Vooruitgang is niet alleen het leven makkelijker, maar ook mooier maken. Zelfs de prehistorische grotkunstenaar van El Castillo begreep daar iets van.

Tekeningen, trouwjurken of theelepels – een samenleving die zich tot het schone laat aantrekken, komt nooit tot stilstand. „Schoonheid zal de wereld redden”, laat de Russische schrijver Dostojevski een van zijn personages uitspreken. Daar ben ik het roerend mee eens.



Deze tekst is eerder verschenen in het RDMagazine van 6 april 2024

28 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Alias

bottom of page